
Dit artikel onderzoekt hoe het ouder worden de blaas- en darmfunctie bij patiënten met een dwarslaesie (SCI) beïnvloedt en bespreekt de noodzaak van gespecialiseerde behandelstrategieën.
Mo Belal, Consultant Urologisch Chirurg, University Hospitals, Birmingham. Wellspect Symposium, ISCoS International Conference, Antwerpen, oktober 2024
Door de toename van de levensverwachting groeit het aantal oudere mensen met een dwarslaesie. Veroudering verergert veel van de uitdagingen waar SCI-patiënten mee te maken hebben, vooral op het gebied van blaas- en darmmanagement.
Dwarslaesie - een overzicht
Een dwarslaesie is een ingrijpende aandoening die kan leiden tot verschillende niveaus van uitval en functieverlies onder de plaats van de beschadiging. De impact op het dagelijks leven is aanzienlijk, vooral voor mensen met een langdurige beperking. Naarmate deze personen ouder worden, worden de gevolgen van een dwarslaesie voor de blaas- en darmfunctie steeds duidelijker en leidt dit tot complexe zorgbehoeften.
Veel voorkomende complicaties bij dwarslaesiepatiënten
Ouder worden veroorzaakt diverse fysiologische veranderingen die de functie van organen en systemen kunnen beïnvloeden. Dwarslaesiepatiënten, die al kampen met de gevolgen van hun letsel, kunnen hierdoor extra complicaties ervaren op het gebied van blaas- en darmfunctie. Inzicht in deze complicaties is essentieel voor een adequate zorgverlening en het behoud van een goede levenskwaliteit bij het ouder worden.
Fysiologische veranderingen door het ouder worden
Bij het ouder worden treden er diverse veranderingen op die invloed hebben op de blaas- en darmfunctie:
- Afname van spierkracht en spierspanning: Dit bemoeilijkt de blaas- en darmfunctie onder controle te houden.
- Vertraagde zenuwgeleiding en reflexen: Dit kan bestaande neurologische beperkingen bij SCI-patiënten verergeren.
- Verminderde elasticiteit en functionaliteit van organen: De blaas en darmen worden minder flexibel en efficiënt, wat het behandelen van neurogene blaas- en darmproblemen bemoeilijkt.
Bij dwarslaesiepatiënten versterkt het ouder worden bestaande beperkingen en verhoogt het de kans op secundaire complicaties zoals urineweginfecties (UWI’s), nierfalen en obstipatie.
Blaasfunctie bij oudere dwarslaesiepatiënten
Neurogene blaasproblemen, zoals urineretentie, incontinentie en frequente UWI’s, komen vaak voor bij dwarslaesiepatiënten. Naarmate zij ouder worden, kunnen de volgende veranderingen optreden:
- Verminderde blaascapaciteit en elasticiteit: Dit vergroot de kans op urineretentie en een overactieve blaas.
- Toename van urineretentie en goedaardige prostaatvergroting (BPH): Dit kan de blaasfunctie verder verslechteren.
- Hogere incidentie van UWI’s en nierschade: Onvolledige blaaslediging verhoogt het risico op infecties en mogelijke nierschade.
Veranderen van de behandeling van de blaas door de jaren heen
Uit een studie van Cameron et al. (2010) onder 12.984 SCI-patiënten (5-30 jaar follow-up) blijkt:
- Afname van intermitterend katheteriseren: Slechts 20% van de patiënten die oorspronkelijk intermitterende katheterisatie gebruikten, deed dit nog na 30 jaar.
- Een verschuiving richting gebruik van verblijfskatheters: Er was een toename in het gebruik van verblijfskatheters, suprapubische katheters en urostoma’s.
Deze bevindingen tonen aan dat blaaszorg bij dwarslaesiepatiënten verandert met de leeftijd en vaak verschuift naar meer invasieve behandelmethoden.
Darmfunctie bij oudere dwarslaesiepatiënten
Darmfunctie bij oudere SCI-patiënten
Neurogene darmproblemen zoals obstipatie, fecale incontinentie en onregelmatige stoelgang worden beïnvloed door veroudering:
- Langzamere darmmotiliteit: Dit verhoogt de kans op obstipatie.
- Afname van fysieke behendigheid: Dit kan het zelfstandig uitvoeren van een darmmanagementprogramma bemoeilijken.
Uit langetermijnstudies blijkt dat 42% van de dwarslaesiepatiënten die langer dan 20 jaar met hun aandoening leven, problemen heeft met obstipatie. Daarnaast rapporteerde 27% fecale incontinentie (Menter et al., 1997). Obstipatie kwam vaker voor bij paraplegiepatiënten, terwijl fecale incontinentie en diarree vaker voorkwamen bij tetraplegiepatiënten.
Gevolgen van het ouder worden op de behandeling van blaas- en darmproblemen
Oudere dwarslaesiepatiënten hebben vaker te maken met:
Verhoogde incidentie van complicaties:
- Hoger risico op incontinentie: Ouder worden leidt tot een toename van het risico op blaas- en darmincontinentie.
- Hoger risico op UWI's, problemen met de nierfunctie en obstipatie: Het risico op deze complicaties is verhoogd omdat op latere leeftijd de behandeling hiervan moeilijker is.
Impact op de kwaliteit van leven (QoL):
- Emotionele en Pschychologische belasting: Langduringe blaas- en darmklachten kunnen leiden tot frustratie, depressie en isolatie.
- Toename van afhankelijkheid van zorgverleners: Naarmate de behandelingen voor blaas en darmen complexer wordt, kunnen patiënten met een dwarslaesie meer hulp van zorgverleners nodig hebben, wat hun zelfstandigheid vermindert.
Verhoogde zorgbehoefte en kosten:
- Toename van medische behandelingen: Oudere patiënten met een dwarslaesie hebben vaker medische ingrepen, ziekenhuisopnames en behandelingen nodig voor complicaties zoals urineweginfecties en obstipaties.
- Hogere zorgkosten: Het behandelen van deze complicaties leidt tot hogere zorgkosten, zowel voor de patiënt als voor het zorgsysteem.
Behandelstrategieën voor oudere dwarslaesiepatiënten
Effectief omgaan met blaas- en darmproblemen bij ouder wordende dwarslaesiepatiënten vereist een op maat gemaakte aanpak. Hier zijn enkele strategieën:
Behandeling van de blaas:
- Regelmatige monitoring: Urodynamisch onderzoek en regelmatige controles kunnen veranderingen in de blaasfunctie in de loop van de tijd in kaart brengen.
- Katheterisatie-opties: Afhankelijk van de behoeften van de patiënt kan gekozen worden voor intermitterende katheterisatie (IC) of verblijfskatheters.
- Medicatie: Anticholinergica, alfablokkers en bèta-3-agonisten kunnen helpen bij het reguleren van de blaasfunctie.
- Chirurgische ingrepen: Ingrepen zoals botoxinjecties of blaasaugmentatie kunnen nodig zijn om de blaascapaciteit en -functie te verbeteren.
Behandeling van de darmen:
- Regelmatig schema voor de stoelgang: Een regelmatig schema helpt bij het voorkomen van obstipatie en ongewenst ontlastingsverlies.
- Medicatie: Macrogol-achtige middelen, laxeermiddelen en zetpillen kunnen de stoelgang reguleren.
- Voedingsaanpassingen: Een vezelrijk dieet en een verhoogde vochtinname zijn essentieel om obstipatie te voorkomen.
- Darmspoelsystemen: Sommige patiënten hebben baat bij darmspoelen om de stoelgang effectief te stimuleren.
- Stoma: In bepaalde gevallen kan een stoma nodig zijn om de darmfunctie goed te kunnen behandelen.
Multidisciplinaire aanpak:
Een multidisciplinaire aanpak is essentieel bij het omgaan met de complexe behoeften van ouder wordende dwarslaesiepatiënten. Dit omvat:
-
Urologen, gastro-enterologen en verpleegkundigen voor het coördineren van de medische zorg.
-
Fysiotherapeuten en ergotherapeuten om de fysieke functie en zelfstandigheid te verbeteren.
-
Revalidatiespecialisten die een cruciale rol spelen in het optimaliseren van de functionele mogelijkheden.
-
Psychologische ondersteuning voor zowel patiënten als mantelzorgers om emotionele en mentale uitdagingen aan te pakken.
Conclusie
Ouder worden bemoeilijkt de behandeling van blaas- en darmproblemen bij dwarslaesiepatiënten aanzienlijk. De fysiologische veranderingen die gepaard gaan met ouder worden, verhogen het risico op complicaties en verminderen de levenskwaliteit. Een proactieve, multidisciplinaire benadering is cruciaal om deze uitdagingen aan te gaan en dwarslaesiepatiënten zo lang mogelijk onafhankelijk en gezond te houden. Door continu de zorgplannen aan te passen aan de veranderende behoeften, kunnen zorgverleners bijdragen aan betere uitkomsten en een verbeterde levenskwaliteit voor deze groeiende patiëntengroep.